Het was een kort huwelijk geweest. Er waren er geen kinderen uit geboren. Te verdelen was er ook al niet veel. Een beetje huisraad en een stapel onbetaalde rekeningen. Na de scheiding stond Karel dan ook berooid bij z’n moeder op de stoep. Of liever: op de galerij van haar flatwoning achthoog in de Bijlmermeer. Langer dan een paar dagen wilde hij echt niet bij haar blijven. Karel kon het niet goed vinden met mama. Met zijn oma des te beter, ondanks het leeftijdverschil van 44 jaar. Ze heette eigenlijk Helena, maar iedereen noemde haar Tante Leen. Ze was 74, alleenstaand en woonachtig in een benedenwoning in de Jordaan. Oma was slecht ter been, maar geestelijk nog prima in orde. Ze moest er niet aan denken om te verkassen naar een verzorgingshuis. De oplossing lag dan ook voor de hand. Karel zou bij Tante Leen inwonen tot ze hersteld was van haar heupoperatie.
Tot een volledig herstel kwam het echter nooit. En tot een verhuizing van de kleinzoon evenmin. Ruim tien jaar woonden de twee in hetzelfde huis. Tante Leen was inmiddels 85 jaar oud en ging zienderogen achteruit. Het tweede infarct was bijna fataal geweest. De artsen gaven haar nog een paar weken. Karel realiseerde zich dat hij niet alleen z’n grootmoeder zou verliezen, maar ook zijn geliefde stekkie in de Jordaan. Op advies van een advocaat schreef hij een brief aan de woningbouwvereniging. Hij wilde worden aangemerkt als ‘medehuurder’. Na haar dood zou hij dan het huurcontract van oma kunnen overnemen. De verhuurder weigerde. Karel liet het er niet bij zitten. Hij procedeerde tot in hoogste instantie en vond uiteindelijk de Hoge Raad aan zijn zijde. Een kleinzoon kon wel degelijk ‘samenwonen’ met z’n oma, zo oordeelde de rechter.
Tot een volledig herstel kwam het echter nooit. En tot een verhuizing van de kleinzoon evenmin. Ruim tien jaar woonden de twee in hetzelfde huis. Tante Leen was inmiddels 85 jaar oud en ging zienderogen achteruit. Het tweede infarct was bijna fataal geweest. De artsen gaven haar nog een paar weken. Karel realiseerde zich dat hij niet alleen z’n grootmoeder zou verliezen, maar ook zijn geliefde stekkie in de Jordaan. Op advies van een advocaat schreef hij een brief aan de woningbouwvereniging. Hij wilde worden aangemerkt als ‘medehuurder’. Na haar dood zou hij dan het huurcontract van oma kunnen overnemen. De verhuurder weigerde. Karel liet het er niet bij zitten. Hij procedeerde tot in hoogste instantie en vond uiteindelijk de Hoge Raad aan zijn zijde. Een kleinzoon kon wel degelijk ‘samenwonen’ met z’n oma, zo oordeelde de rechter.